Vermogensmix basis voor bepalen rendement

De nieuwe spaarbelasting die het kabinet onlangs aankondigde, blijkt toch iets ingewikkelder in elkaar te zitten dan vooraf verwacht. Weliswaar gaat de spaarbelasting voor kleine spaarders per saldo omlaag, toch is de daling minder fors dan misschien gehoopt. Het kabinet gaat er namelijk vanuit dat ook kleine spaarders beleggen. Dat blijkt uit de prinsjesdag stukken die vandaag zijn gepubliceerd.

Momenteel is de vermogensbelasting in box 3 eenvoudig geregeld: iedere belastingplichtige heeft in box 3 een heffingvrij vermogen van € 21.330 (2015). Over het vermogen boven deze vrijstelling moet 1,2% inkomstenbelasting betaald worden. De belastingdienst gaat er van uit dat u minimaal 4% rendement maakt over uw vermogen en daarover moet 30% belasting betaald worden: 1,2%.

Deze spaarbelasting wordt de laatste jaren als oneerlijk beschouwd omdat de spaarrente vaak al lager ligt dan de belasting. Wordt er dan ook nog rekening gehouden met de geldontwaarding middels de inflatie, dan wordt het spaargeld van vooral kleine spaarders elk jaar juist minder waard.

Daarom komt er een nieuwe regeling voor de vermogensbelasting die per 2017 ingaat. Jammer genoeg blijkt de nieuwe regeling nu wel ingewikkelder dan vooraf gedacht:

Schijf Box 3-vermogen Heffingvrij vermogen Rendement sparen (1,63%) Rendement beleggen (5,5%)
1e € 0 – € 100.000 -/- € 25.000 67% 33%
2e € 100.000 – € 1 miljoen 21% 79%
3e > € 1 miljoen 0% 100%

Voortaan wordt de vermogensbelasting geheven over 3 schijven. De vermogensvrijstelling wordt verhoogd tot € 25.000 per belastingplichtige. Kleine spaarders met een spaarvermogen tot € 100.000 betalen alleen belasting volgens de eerste schijf. Spaarders met een spaarvermogen tot € 1.000.000 betalen ook belasting in de tweede schijf, terwijl vermogens boven 1 miljoen zelfs belasting in de derde schijf gaan betalen.

Wat nog onbekend was in de onlangs gelekte plannen is de zogenaamde vermogensmix. Daarbij gaat het kabinet ervan uit dat er binnen elke schijf in een vastgelegde verhouding gespaard en belegd wordt. Kleine spaarders tot € 100.000 vermogen doen bijvoorbeeld gemiddeld voor 67% aan sparen en voor 33% aan beleggen. Bij sparen hoort een spaarrendement van 1,63% (gemiddelde spaarrente laatste 5 jaar) terwijl bij beleggen 5,5% beleggingsrendement hoort. Over dit rendement wordt vervolgens weer 30% belasting geheven.

In het nieuwe systeem wordt de vermogensbelasting van een alleenstaande met € 150.000 vermogen dan als volgt berekend:

spaarrendement (1,63%) beleggingsrendement (5,5%)
1e schijf 67% x (€ 100.000- € 25.000) = € 50.250 33% x (€ 100.000 – € 25.000) = € 24.750
2e schijf 21% x € 50.000 = € 10.500 79% x € 50.000 = € 39.500
3e schijf 0% x € 0 = € 0 100% x € 0 = € 0
Grondslag sparen en beleggen € 60.750 € 64.250

Het voordeel sparen en beleggen bedraagt dan 1,63% x € 60.750 + 5,5% x € 64.250 = € 4.524. De te betalen belasting bedraagt 30% x € 4.524 = € 1.357. In het oude stelsel is dit nog € 1.544

Voor alleenstaanden (1 vrijstelling) is het omslagpunt circa € 240.000. Voor echtparen en samenwonenden waar sprake is van 2 belastingplichtigen maar ook 2 keer de vrijstelling van € 25.000, ligt het omslagpunt bij een gezamenlijk vermogen van circa € 480.000 (bij 50% / 50% verdeling). Voor vermogens boven deze grenzen wordt de nieuwe vermogensbelasting duurder, terwijl voor lagere vermogens het nieuwe stelsel juist voordeliger wordt. Het plan moet als onderdeel van het belastingplan 2016 wel nog door de Eerste en Tweede Kamer goedgekeurd worden.

BRON: homefinance.nl